woensdag 27 januari 2021

Bella ciao, Jan Blommaert

“Una mattina
mi sono alzato
O bella ciao, bella ciao, bella ciao, ciao, ciao
Una mattina mi sono alzato
E ho trovato l’invasor”



Zaterdag, 2 januari, 11.30u. In de living van zijn rijhuis in Oud-Berchem, omringd door zijn boeken, papers, kranten en tijdschriften, ligt een doodzieke Jan Blommaert in zijn zetel. Hij kijkt door het raam naar buiten, de Jozef Balstraat in. Daar zet een delegatie van oude en jonge strijdmakkers, vrienden en kameraden van de uitgeverij onder leiding van operazanger Tristan Faes en gitarist Jokke Schreurs het lied van de Italiaanse partizanen in. Buren komen in hun deurgat staan en zingen mee. Jan blijft in zijn sofa. Zijn lichaam is op. Kapot. Maar zijn ogen lachen. En traag maar zeker steekt hij zijn vuist de lucht in. Adieu, lieve Jan.

De grote vriendelijke reus, de professor, de Vlaamse Chomsky, het boegbeeld van EPO overleed afgelopen nacht. Het was het einde van een acht maanden lange laatste tocht. Een zeldzame vorm van kanker op zijn stembanden met uitzaaiingen over heel zijn lijf: het doodsvonnis, want dat was het echt, viel in maart, vlak voor de eerste lockdown. Hij bleef er wonderlijk kalm onder. “Ik was op dat ogenblik al mee in de trein”, vertelde hij daarover. “Het maakte voor mij niet uit hoe snel die gaat. Het normale leven eindigde op dat moment. Ik heb er toen twintig minuten over gedaan om, zoals we dat in Vlaanderen zeggen, mijn rekeningen te maken.”

Ja, het was wachten op het onvermijdelijke. Toch is de uitgeverij vandaag een vat vol droefenis en melancholie. Al die dood, godverdomme. De mails, berichten en telefoonoproepen stromen binnen. Maar wij hebben alleen zin om te janken en dat doen we ook. Jan, de man met de breedgerande hoed en het hart voor kleine mensen, was 59. Dat is geen leeftijd om afscheid te nemen. We troosten ons met de gedachte dat zijn intellectuele erfenis monumentaal is. Hij inspireerde generaties studenten, activisten, vakbonders, middenvelders, enzovoort. Ook tal van EPO-auteurs staan op zijn schouders. Dat zal na vandaag niet stoppen. Zijn werk leéft.

Het boek als hamer om op een nagel te kloppen

De samenwerking tussen Jan en EPO had iets van een gesmeerd huwelijk. Begin jaren negentig van de vorige eeuw – de helft van onze huidige ploeg zat nog op de lagere of middelbare school – kwam hij voor het eerst naar de uitgeverij. Samen met Jef Verschueren had hij na Zwarte Zondag, de dag dat het Vlaams Blok doorbrak, Het Belgisch migrantendebat bij elkaar getikt. Jan en Jef: dat klinkt als een olijk duo maar met het boek schopten ze tegen vele schenen, ook progressieve. Hun analyse: met de oprichting van het Koninklijk Commissariaat voor het Migrantenbeleid is het paradigma van het debat verschoven van sociaaleconomische naar culturele en religieuze aspecten. Hun ongemakkelijke conclusie: ons migrantenbeleid is door en door rechts.

Het Belgisch migrantendebat sloeg in als een bom en Jan en Jef kregen er in 1993 de Arkprijs voor het Vrije Woord voor. In de drie decennia die volgden zou Jan uitgroeien tot een boegbeeld van de uitgeverij. In de nineties publiceerde hij als co-editor (met Raymond Detrez) Nationalisme en coauteur (opnieuw met Jef Verschueren) Van blok tot bouwsteen. Vanaf 2001 schreef hij, soms met anderen, soms alleen, gemiddeld meer dan één boek om de twee jaar bij EPO: Ik stel vast (2001), Populisme (2004), De crisis van de democratie (2007), Taal onderwijs en de samenleving (2008), Socialisme voor (her)beginners (2010), De heruitvinding van de samenleving (2011), De 360° werknemer (2012), Superdiversiteit en democratie (2014), De paradox van Hayek (2014), Let op je woorden (2016), Frames, formats en selfies (2017), U zegt wat wij denken (2018) en Wat was er echt belangrijk in mijn academisch leven? (2020).

Al die titels hadden iets van hamers. We spreken dan niet over hun gewicht, want Jan hield van dunnetjes, wel over hun gebruikswaarde. Met een hamer, dat is geweten, klop je op een nagel. Met de boeken van Jan mengde je je in publieke debatten.

Opvoeder

Meer dan een professor met grote P was Jan een opvoeder. Nooit vergeten we zijn lezing in de Singel in Antwerpen die hij later zou uitwerken tot Let op je woorden. Politiek, taal en strijd – de ondertitel zei het helemaal. “Neemt een ‘werknemer’ werk? Kan een loon een ‘last’ of een ‘handicap’ zijn? Wat bedoelen onze politici wanneer ze zeggen dat we ‘zuurstof ’ aan ‘onze economie’ moeten geven? En op wie slaat de crisis in het begrip ‘vluchtelingencrisis’?” Je kon een speld horen vallen in die grote, majestueuze zaal. Het inspireerde vakbondsman Bruno Verlaeckt later tot een uitspraak die ons als muziek in de oren klonk: “De boeken van EPO in het algemeen en van Jan in het bijzonder zijn vormingsinstrumenten voor de vakbond.”

Voor het geld hoefde hij titels als Let op je woorden niet de wereld in te schoppen. Niet dat hij rijk was, dat bedoelen we niet. Maar principieel weigerde hij auteursrechten voor zijn boeken. Uit sympathie voor het politieke project dat EPO is. Daarmee zette hij de traditie verder van Jaap Kruithof, die andere intellectuele reus die in de Lange Pastoorstraat publiceerde.

Voor het prestige nog veel minder. In de internationale academische wereld was hij, tot zijn eigen ergernis, men leze zijn afscheidsessay, dan al lang een popster waarmee iedereen op de foto wilde. Hij publiceerde aan de lopende band peer reviewed papers. Zijn Engelse boeken verschenen bij wereldvermaarde instituten als Cambridge University Press, Routledge en Bloomsbury. Hij was keynotespeaker op lezingen over heel de planeet en werkte voor topuniversiteiten in Groot-Brittannië, de VS, China, Finland, Zuid-Afrika en Nederland. Hij was ook een van onze meest geciteerde academici. En toch speelde hij in een andere competitie dan veel van zijn collega’s aan de top: het circus van ego’s en agenda’s was hem vreemd.

Strijd, kennis en macht

Een breder publiek bereiken vond hij een plicht. Jan bestempelde zich graag als een kennisactivist: “In een wereld waarin kennis tegelijk ruimer beschikbaar is dan ooit, en tegelijk exclusiever en elitairder dan ooit tevoren is kennis een slagveld en moeten degenen die er professioneel bij betrokken zijn zich daarvan bewust zijn. Voor mijzelf sprekend: een neutrale houding ten opzichte van kennis is onmogelijk, want het zou kennis slap, machteloos, van weinig betekenis maken in de ogen van degenen die eraan worden blootgesteld. Daarom hebben we een activistische houding nodig, een waarin de strijd om kennis door macht wordt gevoerd, waarbij kennis wordt geactiveerd als een belangrijk instrument voor de bevrijding van mensen, en als een centraal instrument ter ondersteuning van elke poging om tot een rechtvaardiger en eerlijker samenleving te komen.”

Die desem zat niet alleen in zijn boeken. Drie decennia kon je in Vlaanderen geen debat, lezing, workshop, training rond onderwijs, maatschappelijk werk, zorg, recht, politie, antiracisme, feminisme, vluchtelingen, jongerenorganisaties of vakbonden bijwonen of je liep Jan tegen het lijf. Met zijn vrouw Pika organiseerde hij het protest tegen de geplande sluiting van het Koninklijk Atheneum van Berchem en schreef hij een dossier dat ervoor zorgde dat de school openbleef. Maar hij was ook een van de bezielers van de Soundtrack van het Verzet in café Roodwit, achter zijn hoek in Oud-Berchem.

Op belangrijke momenten stond Jan er altijd. We herinneren ons een decemberochtend in 2014 met een barre koude en een regen die de dappersten van straat veegde. Het was algemene staking en op initiatief van Hart boven Hard gingen we met een groep artiesten en culturo’s, zoals men dan zegt, onze solidariteit betuigen. Jan was erbij, uiteraard was hij erbij. Gehuld in een waterdicht berenvel, dikke muts op het hoofd, megafoon in de ene hand en sigaret in de andere vergastte hij zijn publiek op een meeslepend college over stakingen. Een paar honderd dokwerkers hingen aan zijn lippen. Iemand riep: “Is dat een echte professor?”

Hij was zijn tijd vaak vooruit. In België introduceerde hij, aan de hand van veldwerk in zijn geliefde Statiestraat in Oud-Berchem, het begrip superdiversiteit. En in Knack vertelde hij onlangs nog hoe hij drie decennia geleden als jonge hoogleraar afrikanistiek solliciteerde voor de baan van directeur van het AfricaMuseum in Tervuren. “Voor alle duidelijkheid: ik wilde die baan niet. Dat heb ik ook meteen gezegd tegen de commissie waarvoor ik – tot mijn grote verrassing – mijn visienota mocht gaan verdedigen. Zo kreeg ik de kans om vijfenveertig minuten lang mijn ideeën uiteen te zetten. Mijn redenering was en is dat je van een gebouw waarvan de façade om de vijf meter met het embleem van Leopold II is opgesmukt, geen hedendaags Afrika-museum kunt maken. Het museum van Tervuren was wereldwijd bekend als het laatste koloniale museum: dáár moest je zijn om in het hoofd te kijken van een koloniale ambtenaar. In plaats van dat museum te renoveren, hadden ze het moeten bewaren zoals het was, als metamuseum.” Dertig jaar geleden!

Socialisme

‘We zitten zonder socialistische partij’. Dat was de titel van een open brief van Jan in 2009 op Indymedia. Peter Mertens kopte de bal binnen in een opiniestuk in De Morgen. De Ronde Tafel van Socialisten was geboren.

Jan geloofde dat een ander systeem mogelijk en nodig was. In 2010 publiceerde hij Socialisme voor (her)beginners. “Ik schrijf dit boekje vanuit een onwankelbare overtuiging”, lees je in het voorwoord. “Ik ben socialist en heb het marxisme altijd de meest indrukwekkende en stimulerende denkrichting gevonden. Ik schrijf het op een moment waarop socialisme enerzijds passé lijkt, en anderzijds aan een plotse revival blijkt te zijn begonnen. De economische crisis die ons sinds 2008 treft heeft als merkwaardig effect dat velen met belangstelling de keuken van het socialisme komen inspecteren, op zoek naar nuttige recepten. Dit geldt ook voor mensen die tot voor kort een nauwelijks verholen allergie hadden voor socialisme, het woord ‘kapitalisme’ niet over hun lippen kregen, en enthousiast waren over de zogenaamde vrije markt en het liberale gedachtegoed. Ik schrijf het boekje in de eerste plaats voor mijn kinderen en hun vrienden. Zij groeien op in een wereld die volkomen door consumptie wordt gedomineerd. De geschiedenislessen maken nog nauwelijks melding van de Sovjet-Unie en in het handboek economie wordt een bewust consumerende familie, die bio- en fair-tradeproducten koopt en geen wagen heeft, benoemd als de ‘Familie Wijsneus’.”

En dan: “Het boekje heeft als enige doel het socialisme voor die jongeren, die ‘beginners’, terug op de kaart te plaatsen. Ik schrijf het daarnaast ook voor herbeginners, mensen die ten gronde socialist zijn maar hun overtuiging doorheen vele jaren van tegenslag hebben verdund, die erover zijn gaan twijfelen en er misschien al een en ander van vergeten zijn. Socialisme moet er blijven zijn, ook in een tijd waarin de Socialistische Partij nerveus wordt van haar eigen naam. Het moet blijven aangeboden worden als een alternatief maatschappijmodel voor jonge mensen, die er misschien wat antwoorden op hun vragen in vinden.”

Rest in power, lieve Jan

Het is vandaag een trieste dag. Links verliest een van zijn belangrijkste intellectuelen. Maar we verliezen ook een ontzettend lieve man waarmee samenwerken altijd een feest was, en die op tijd en stond ook graag een glas dronk en onwaarschijnlijk grappig kon zijn.

We omhelzen Jans vrouw Pika, met wie hij een ijzersterke tandem vormde en die de eerste lezer van al zijn boeken was. We omhelzen zijn zoons Frederik en Alexander.

Rest in power, lieve Jan.

Het was een voorrecht om je te kennen.

We zullen je nooit vergeten.

We zetten je werk voort.


(7 januari 2021)